Reglementen

Tijdens het rijden in een groep is iedereen verantwoordelijk voor het opvolgen van de verkeersregels, het rekening houden met andere weggebruikers en het gebruik van de juiste signalering. Het doel van de groep is samen veilig uit en thuis. Wij houden ons dan ook aan de gedragsregels zoals opgesteld door de NTFU. Daarnaast hebben wij binnen Langszij de volgende afspraken gemaakt m.b.t. signaleren:

Wisselen

De manier om van kop te wisselen. We rijden in een groep met twee rijen fietsers naast elkaar. De twee fietsers op kop geven elkaar te kennen te willen wisselen. Er wordt gewacht totdat er een rustig stuk weg is. Vervolgens geeft de fietser linksvoor het signaal om te wisselen. De fietser linksvoor zet even aan om voor de fietser rechtsvoor te gaan rijden en iedereen sluit achter haar aan tot we allemaal weer twee-aan-twee rijden. 

Ritsen

De manier om als groep op een lint te komen, indien de doorgang door een obstakel (tegenligger, paaltje, onoverzichtelijke bocht) te smal wordt om twee aan twee te blijven fietsen. Degene die rechtsvoor rijdt versnelt iets en maakt daarmee ruimte achter zich zodat linksvoor achter haar kan rijden. We hanteren altijd deze manier van ritsen, ongeacht of het obstakel van voren of achteren komt.

Alle signalen op een rij

In de meeste gevallen zal de voorrijder als eerste zien dat een ‘obstakel’ nadert en zal als eerste een signaal geven. De groep geeft het signaal verder door naar achteren. Indien de groep van achter wordt ingehaald wordt het signaal van achter naar voren doorgegeven. 

Signaleer tijdig en voldoende, maar doe dit wel alleen als het zinvol is. Als we bijv. naar rechts afslaan is het niet nodig dat de linker persoon ook zijn hand uitsteekt naar rechts. Ook m.b.t. het roepen van de signalen geldt dit alleen te doen als dit zinvol is.

SignaalWelk teken geef je?Wat doe je?
“Stop”Arm omhoog.Rustig afremmen en stoppen.
“Vrij”Arm omhoog, naar voren wuivend.Weg oversteken.
“Rechtdoor”Arm omhoog, naar voren wuivend.Rechtdoor rijden.
“Rechts”Arm uitsteken naar rechts. De achterrijder steekt ook zijn arm uit. Rechts afslaan.
“Links”Arm uitsteken naar links. De achterrijder steekt ook zijn arm uit. Links afslaan.
“Tegen”Linkerarm naar achteren, naar rechts wuivend.Aan de rechterkant blijven rijden, er komt een tegenligger of er bevindt zich een obstakel links van de weg.
“Achter”Linkerarm naar achteren, naar rechts wuivend.Aan de rechterkant blijven rijden, er haalt een voertuig in.
“Voor”Rechterarm naar achteren, naar links wuivend. Naar de linkerkant gaan, ge groep gaat iemand inhalen of er bevindt zich een obstakel rechts van de weg.
“Paaltje”, “gat”, “pas op”Arm wijzen op de grond (desbetreffende kant).Obstakel ontwijken.
“Lek”Arm omhoog.Rustig afremmen en stoppen, rechts van de weg staan.
“Los”Als iemand los raakt van de groep. Rustig doorrijden (benen niet ineens stilhouden, maar tempo iets minderen tot er compleet wordt geroepen).
“Compleet”Als de groep even uit elkaar is geweest, om aan te geven dat het tempo weer kan worden opgevoerd. Tempo kan weer rustig worden opgevoerd.
“Ritsen”Om en om, zodat de groep op een lint komt.
“Wissel”Van kop wisselen.